056/60.23.17 - 0497/88.40.00 info@accountancyvanneste.be

De vennootschapsbelasting werd met ingang van 2018 verlaagd en zal ook volgend jaar verder naar beneden gaan. Voor kmo’s is er nog een extra verlaagd tarief mogelijk, als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Hierdoor kan in principe een grotere liquidatiereserve worden aangelegd. Is dit de voordeligste manier om als zelfstandige geld uit de vennootschap naar privé over te hevelen? Of wordt een beter resultaat bereikt als de winst in de vennootschap wordt gestort als backservice in de IPT?

Hoe werkt een liquidatiereserve?

Kleine vennootschappen kunnen (een gedeelte van) hun winst na belasting gebruiken om een liquidatiereserve aan te leggen. Er wordt dan wel een anticipatieve heffing van 10% toegepast, maar bij de latere vereffening van de vennootschap is er hierop geen roerende voorheffing meer verschuldigd. Concreet bedraagt die roerende voorheffing 5% als er minstens 5 jaar gewacht wordt met de uitkering van de liquidatiereserve. Wordt de liquidatiereserve uitgekeerd vooraleer de termijn van 5 jaar verstreken is, dan bedraagt de roerende voorheffing 17 of 20%.

 

 

Wat is de impact van de verlaagde vennootschapsbelasting op de liquidatiereserve?

Met andere woorden, afhankelijk van het niveau van de vennootschapsbelasting (20,40% of 29,58%) blijft er na vijf jaar respectievelijk € 30.935,45 of  € 27.367,78 over (een verschil van € 3.567,67) om uit te keren aan het privévermogen. De lagere vennootschapsbelasting zorgt er dus voor dat er privé meer wordt overgehouden.

Individuele Pensioentoezegging (IPT)

Een individuele pensioentoezegging is enkel voorbehouden voor zelfstandigen die met een vennootschap werken. Een belangrijk voordeel van de IPT is dat de vennootschap de premies betaalt en deze kan aftrekken als beroepskost, op voorwaarde dat er sprake is van een regelmatig loon en de 80%-regel nageleefd wordt.

In het kader van een IPT kan er ook een backservice gestort worden: dat is een inhaalstorting voor nog onbenutte fiscale ruimte uit het verleden. Stel dat de vennootschap een winst vóór belasting heeft van € 50.000, en dit bedrag wordt gestort in de IPT onder de vorm van een backservice. Is dit dan voordeliger dan via een liquidatiereserve?

Twee aspecten zijn hier van belang. Eerst en vooral is er de fiscale bonus die de vennootschap geniet doordat de storting van de backservice integraal afgetrokken wordt van de winst. Hierdoor geniet de vennootschap een belangrijk voordeel: de vennootschapsbelasting valt immers weg. Dat fiscaal voordeel is er niet indien men voor de liquidatiereserve kiest.

Daarnaast is er de vraag of op het einde van de rit de zaakvoerder meer overhoudt privé via zijn IPT dan via een liquidatiereserve. We vergelijken hierbij twee scenario’s: één waarbij de vennootschap € 50.000 stort, en waarbij de zaakvoerder 40  jaar is en het andere scenario waarbij de storting gebeurt wanneer hij 50 jaar is. We gaan daarbij uit van een instapkost van 3% en een jaarlijks rendement van de IPT van 2%.

De bedragen die de zaakvoerder op het einde van de rit, dus na 27 jaar (wanneer backservice wordt gestort op 40 jaar) of na 17 jaar (wanneer backservice wordt gestort op 50 jaar), privé overhoudt, liggen bij een IPT een stuk hoger dan bij de liquidatiereserve. Maar dat zegt niet alles. De liquidatiereserve wordt na 5 jaar uitgekeerd tegen een voordelig tarief aan roerende voorheffing van 5%. Als vanaf dan de bedragen uit ons voorbeeld zouden belegd worden, dan hangt het eindkapitaal uiteraard af van het rendement. Hoeveel zou het eindkapitaal dan kunnen bedragen? In de tabel vergelijken we alle scenario’s met een rendement van 2 en 4% op de belegging.

 

 

 

 

Leeftijd vandaag Liquidatierserve versus IPT   Eindbedrag
40 jaar 1) Liquidatiereserve uitgekeerd privé op 45 jaar 2) Belegd tot 67 jaar met een rendement van 2% Vennootschap onderworpen aan de normale vennootschapsbelasting Aanvansbedrag = € 27.367,78 (zie tabel) 1) Rendement van 2% = € 42.310,03 2) Rendement van 4% = € 64.859,42
1) Liquidatiereserve uitgekeerd privé op 45 jaar 2) Belegd tot 67 jaar met een rendement van 2% Vennootschap onderworpen aan de verlaagde vennootschapsbelasting Aanvansbedrag = € 30.935,45 (zie tabel) 1) Rendement van 2% = € 47.825,58 2) Rendement van 4% = € 73.314,50
1) Backservice IPT op 40 jaar 2) Jaarlijks rendement 2%   € 69 744,28
50 jaar 1) Liquidatiereserve uitgekeerd privé op 55 jaar 2) Belegd tot 67 jaar met een rendement van 2% Vennootschap onderworpen aan de normale vennootschapsbelasting Aanvansbedrag = € 27.367,78 (zie tabel) 1) Rendement van 2% = € 34.708,96 2) Rendement van 4% = € 43.816,70
1) Liquidatiereserve uitgekeerd privé op 55 jaar 2) Belegd tot 67 jaar met een rendement van 2% Vennootschap onderworpen aan de verlaagde vennootschapsbelasting Aanvansbedrag = € 30.935,45 (zie tabel) 1) Rendement van 2% = € 39.233,63 2) Rendement van 4% = € 49.528,65
1) Backservice IPT op 50 jaar 2) Jaarlijks rendement 2%   € 56 938,02

 

Als het rendement van de belegde liquidatiereserve 2% bedraagt, dan komen de eindbedragen niet in de buurt van die via  IPT. Dit is logisch, gezien de inleg een stuk lager is.

Wordt jaarlijks een rendement van 4% behaald op de belegging van de liquidatiereserve, dan blijven de eindbedragen via IPT hoger. Tenzij in het scenario waarbij de zaakvoerder al op zijn 45ste een liquidatiereserve uitkeert en vanaf dan jaarlijks 4% rendement behaalt tot zijn 67ste. Geen sinecure in deze tijden van lage rentestanden …  Bovendien moet er ook bij privé beleggingen rekening gehouden worden met taksen, zoals roerende voorheffing, beurstaks, effectentaks, premietaks …

De conclusie

Het eindverdict luidt dat een backservice van een IPT de voordeligste oplossing is, omdat de vennootschap

    1. een groot fiscaal voordeel geniet (vennootschapsbelasting)
    2. via liquidatiereserve er al een hoog rendement nodig is om er beter uit te komen

Dit neemt natuurlijk niet weg dat, eenmaal de mogelijkheden voor een backservice opgesoupeerd zijn, alsnog voor een liquidatiereserve kan worden gekozen. Het zal netto interessanter zijn dan een dividend.

Voor de volledigheid geven we nog mee dat het bij een IPT ook mogelijk is om in tak 23 te investeren, waarbij het rendement gelinkt is aan de resultaten van één of meerdere beleggingsfondsen. Op die manier kan een hoger rendement worden verkregen dan de 2% in ons voorbeeld, uiteraard mits een beleggingsrisico.